SMK heeft in maart 2016 de Barometer Duurzaam Terreinbeheer aangescherpt. Aanleiding is de gewijzigde wetgeving voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen. Chemievrij onkruidbeheer wordt stapsgewijs de wettelijke norm. Maar heeft het dan nog wel zin om je als bedrijf of organisatie te certificeren volgens de Barometer?
De Barometer Duurzaam Terreinbeheer is een certificeringsysteem voor duurzaam beheer van verharde en groene terreinen. Het systeem bestaat al sinds 2004 en is ontwikkeld door SMK (Stichting Milieukeur), die criteria voor duurzame producten en diensten ontwikkelt en beheert. Met certificering volgens de Barometer kan een bedrijf of organisatie laten zien dat het terreinen duurzaam, en dus zonder of met zo min mogelijk gewasbeschermingsmiddelen, beheert.
De Barometer is ontstaan doordat waterbedrijven zich steeds meer zorgen gingen maken over de kwaliteit van het oppervlaktewater, temeer omdat het op sommige plaatsen grondstof voor drinkwater is. Belangrijkste doel van de Barometer is dan ook om de emissie van bestrijdingsmiddelen - en dan met name glyfosaat - naar het oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vooral waterbedrijven en waterschappen een voortrekkersrol hebben gespeeld. Meteen bij de invoering certificeerden zich vijf waterbedrijven. Sindsdien zijn daar meer waterbedrijven, waterschappen, gemeenten en hoogheemraadschappen bijgekomen.
Vernieuwde Barometer
Sinds de invoering van de Barometer in 2004 is er veel veranderd. Meest recente ontwikkeling is het verbod dat sinds 31 maart 2016 geldt op de toepassing van onkruidbestrijdingsmiddelen op verhardingen. Daarnaast worden vanaf 1 november 2017 alle chemische middelen in het groen verboden.
In reactie op deze veranderde wetgeving, introduceerde SMK een vernieuwde Barometer Duurzaam Terreinbeheer. Herman Docters van Leeuwen, programmamanager agroketens bij SMK, vertelt dat de Barometer vier niveaus kende: toepassing glyfosaat, brons, zilver en goud. In de vernieuwde Barometer zijn de voorwaarden teruggebracht naar de aangescherpte niveaus zilver en goud.
Daarbij zijn het zelfstandige certificaat ‘toepassing glyfosaat’ en het niveau brons - waarin een beperkt gebruik van chemische middelen nog steeds was toegestaan - geschrapt. Het wettelijke verbod en de uitzonderingen zijn verwerkt in het zilveren niveau. Zo mogen onkruiden op terreinen waar niet-chemische technieken brandgevaar op kunnen leveren, denk hierbij aan de petrochemie, bijvoorbeeld nog altijd chemisch worden bestreden.
Certificaathouders van ‘toepassing glyfosaat’ en het bronzen niveau konden zich voor 1 mei 2016 laten certificeren op niveau zilver. Een aantal organisaties heeft dat gedaan.
Zilver en goud
Het zilveren niveau is strenger dan de wet en geldt voor verhardingen én groene terreinen. Naast het zorgvuldig uitvoeren van de bestrijding, geldt een aantal aanvullende eisen. Zo moet spuitapparatuur jaarlijks een officiële SKL-onderhoudscheck ondergaan (in plaats van driejaarlijks) en mogen er op sport- en recreatieterreinen geen middelen worden toegepast in het groen. Ook is het niet toegestaan om chemische middelen te gebruiken op golfterreinen, bungalowterreinen, terreinen van groepsaccommodaties, campingterreinen en jachthavens.
Voor uitvoerders als hoveniers en aannemers waren tot voor kort alleen het certificaat ‘toepassing glyfosaat’ en het bronzen niveau beschikbaar. „Omdat een flink deel van het chemische beheer na de gewijzigde wetgeving niet meer is toegestaan en het alleen om uitzonderingen gaat, heeft SMK besloten om zilver niet alleen voor terreineigenaren, maar ook voor uitvoerders beschikbaar te stellen”, licht Docters van Leeuwen toe. „Hiermee hebben uitvoerders een bewijs dat ze - vergelijkbaar met het certificaat dat ze voorheen kregen - bevoegd zijn om het werk uit te voeren.”
Het gouden niveau blijft in het nieuwe systeem ongewijzigd. Naast de eisen voor zilver, gaat het hier ook om de duurzame inkoop van (plant)materiaal en betonproducten, het beheer van groen- en zwerfafval, het verwijderen van graffiti, het terugdringen van hondenpoep, het beperken van meststoffen en het maken van een natuurplan.
Voor dit niveau gelden alleen uitzonderingen als de gezondheid wordt aangetast of sprake is van woekering. Zo mogen planten als de Amerikaanse vogelkers, de Japanse duizendknoop en de reuzenberenklauw chemisch worden bestreden als de gebruikte middelen niet afspoelen naar oppervlaktewater.
Meerwaarde
Momenteel hebben 23 bedrijven en organisaties het zilveren certificaat, waaronder 11 waterschappen, de provincie Drenthe en de gemeenten Geldrop-Mierlo en Oss. Daarnaast zijn er elf bedrijven gecertificeerd op het gouden niveau: acht waterbedrijven en de gemeenten Bladel, Dalfsen en Westerveld.
De certificaten worden geborgd door drie onafhankelijke certificatie-instellingen, die op hun beurt weer periodiek worden gecontroleerd door de Raad voor Accreditatie. „De ervaring is dat de certificaten, met de controle op naleving, een hoge mate van borging geven.”
Maar waarom zou een bedrijf of organisatie zich nog laten certificeren, nu de regels steeds verder worden aangescherpt? Heeft certificering volgens de Barometer nog wel meerwaarde? Docters van Leeuwen geeft toe dat het onderscheidend vermogen minder groot is dan ruim een jaar geleden. „Maar dat neemt niet weg dat de Barometer een goed instrument is om je als voorloper te profileren. Met een certificaat tonen bedrijven en organisaties immers aan dat het terreinbeheer verantwoord en duurzaam wordt uitgevoerd. En doordat je het laat borgen, kun je er ook transparant over communiceren.”
Daarnaast wijst hij erop dat gemeenten, waterschappen en waterbedrijven ook van andere organisaties, zoals agrariërs en terreinbeheerders, een duurzame aanpak vragen die verder gaat dan de wet. „Als je ziet wat een waterschap van agrariërs vraagt op het gebied van het middelengebruik, is het logisch dat je je eigen terreinbeheer ook op een aantoonbaar duurzame wijze uitvoert.”
Daarnaast helpt certificering opdrachtgevers om de uitvoerder een richtlijn te geven. „Het is heel mooi om je ambities voor een duurzame uitvoering concreet in te vullen. Het wordt tastbaar en het certificaat helpt daarbij; het is een garantie voor verantwoord terreinbeheer.”
Vervolgstappen
Het komende jaar is het volgens Docters van Leeuwen tijd om met ambitieuze terreinbeheerders te bespreken wat de vervolgstappen kunnen zijn. „Het niveau van 2017 hebben we al bereikt; onze uitzonderingen zijn zelfs gedeeltelijk overgenomen in officiële wetgeving. Maar het is ook interessant om te kijken welke stappen we kunnen zetten op het gebied van niet-chemisch onkruidbeheer. Daarbij denk ik aan het stimuleren van de biodiversiteit en het terugdringen van emissies door het gebruik van niet-fossiele brandstoffen. Het wordt tijd om dat ook in de Barometer te verwerken.”
Daarnaast zou hij graag zien dat meer overheden zich aansluiten en duurzame inkoop serieus omarmen. „Daar is nog veel winst te behalen; veel overheden vullen die ambitie nog niet in. Nu werkt het meestal omgekeerd: producenten van duurzaam plantmateriaal pushen overheden om producten duurzaam in te kopen.”
Bovendien wil hij kijken of naast het beheer ook de aanleg van groene en verharde terreinen mee kan worden genomen. „Dat is niet eenvoudig; het is heel complex om de duurzame aanleg in harde, certificeerbare criteria te vertalen. Maar het is wel een mooie uitdaging.”
Tot slot benadrukt Docters van Leeuwen het belang van samenwerking. „Het verduurzamen is iets wat je samen doet. Certificatieschema’s worden mede ontwikkeld door de praktijkervaringen van de voorlopers. Het is van maatschappelijk belang om samen te zoeken naar verdere stappen van verduurzaming en de milieubelasting verder terug te dringen. En het mooie van de Barometer is dat je dat niet in je eentje hoeft te doen.”